In het eerste deel van de 'gemakkelijke' weg heb ik me hardop afgevraagd waarom in het onderwijs bij de werving van nieuwe collega’s toch zo vaak voor ervaring wordt gekozen als leidende factor. In deel twee ga ik hier verder op in; de verwerking van de binnengekomen reacties en stellingname.
Mensen zijn gewoontedieren, en daarmee is het niet eenvoudig om reflexen af te leren. Toen vorige week, op de avond van de Ouderraad van het Onze Lieve Vrouwenlyceum in Breda – waar ik deel van uit mag maken – de vraag werd gesteld wie zich wilde bemoeien met de opzet van een thema-avond rondom de ‘Growth mindset’ ging als vanzelf mijn vinger omhoog en hoorde ik mezelf ‘ik doe graag mee’ zeggen (want ik ben goed thuis in deze materie). Daarmee onderken ik de eigen omarming van het bekende. Niets menselijks is me vreemd.
Maar ook heb ik me gehouden aan het voornemen open te staan voor andere geluiden. Zo zag ik uit naar de reacties vanuit het veld op mijn artikel over de overschatting van ervaring waar het gaat om het aannemen van collega’s. Ik had daarop een aantal kritische beschouwingen verwacht uit de hoek van doorgewinterde onderwijsmensen, vanuit bestuurders met andere ervaringen, misschien zelfs wel vanuit schoolleiders zelf die hebben doorleefd hoe moeilijk of zwaar (en leuk) de job van schoolleider kan zijn. Iets wat niet te onderschatten is, door mensen ‘van buiten’.
Die kritische noten bleven echter (grotendeels) uit. Er was eerder bijval, weliswaar meer vanuit de kandidaten-kant – maar toch. De reacties waren overigens wel uiteenlopend. Zo vertegenwoordigt Frans Eliëns de grote groep van professionals die vanuit de opgedane ervaring in het bedrijfsleven waarde wil toevoegen aan het onderwijs maar die maar moeilijk een ingang vinden. ‘Hoe kom ik als zij-instromer binnen?’ En ‘Wat zijn de kansen voor me wanneer ik me zou omscholen tot schoolleider?’ Het zijn veel gestelde vragen. Een bak aan ervaring, maar ‘te weinig specifieke onderwijservaring’ – precies die doelgroep waaraan ik dacht bij het schrijven van deel 1.
Janneke Kuijken durft breder te kijken, zo geeft ze aan, maar benadrukt wel dat er zorgvuldigheid moet worden betracht bij de werving- en selectie. Niet alle zij-instromers zijn per definitie geschikt. De situatie vraagt om een goede afstemming. Hans van Gelderen sluit daar naadloos op aan: ‘wanneer je intrinsiek betrokken bent bij kinderen, ouders en leerkrachten’ kun je met je ervaring vanuit een andere sector veel bieden aan het onderwijs.
We gaan met elkaar (als professionals, als ouders, als betrokkenen) een toekomst in waarin een schrijnend tekort zal zijn aan onderwijsmensen. Aan leerkrachten, aan schoolleiders, (con)rectoren, onderwijsmanagers, directeuren. In alle geledingen binnen het onderwijs. Althans, als het onderwijs op eenzelfde manier georganiseerd blijft. Het zal dus anders moeten, de blik moet naar buiten. Veel meer naar buiten. Het onderwijs kan niet meer alleen gedragen worden door ‘onderwijsmensen’ alleen. We kunnen het ons niet veroorloven om goede mensen die zich willen verbinden aan het onderwijs uit te sluiten. Omarm ze. Hoe dan ook.