Sectororganisatie VO-raad kreeg onlangs ‘de eerste signalen’ binnen van een achteruithollend niveau bij brugklassers, met name op plaatsen waar het lerarentekort het hardst toeslaat. ,,Docenten zien dat lang niet alle leerlingen het niveau op de basisschool halen en veel moeten repareren. Dat probleem neemt alleen maar toe met het lerarentekort”, verklaart VO-raad voorzitter Paul Rosenmöller. En dit werkt door. Middelbare scholen maken zich grote zorgen over wat nog komen gaat. Als het niet lukt om de schade te repareren, moeten leerlingen naar een lager schoolniveau of worden ze bij hun overgang naar de brugklas al gelijk lager geplaatst. Rosenmöller: “Voor de kinderen is deze situatie echt het ergst. Zij kunnen hun talenten niet voldoende benutten.”
Het journalistieke antwoord laat niet lang op zich wachten en gaat veel verder dan een antwoord op de vraag hoe achterstand te voorkomen in de brugklas door een lerarentekort. Er is meer nodig. ‘Wat?’ is opgetekend door Jessy Burgers in de Telegraaf van 21 januari. Jessy Burgers schetst een discussiestuk over de toekomst van het onderwijs waarbij het onderwijsveld de handen ineen heeft geslagen en met bijna alle werkgeversorganisaties, onderwijs- en studentenbonden tot een deal is gekomen.
Dit onderwijspact moet de huidige problemen in het onderwijs, waaronder het lerarentekort, toenemende werkdruk en kansenongelijkheid aanpakken. Volgens de coalitiepartijen ervaren scholen druk door een te vroege selectie van kinderen en haalt het huidige onderwijssysteem niet het beste uit Nederlandse scholieren. Kinderen moeten eerder, spelenderwijs, leren en pas later, zo rond de 15 jaar, een keuze maken.
Het mooie van een pact vanuit een brede coalitie is de gezamenlijke wens om het beter te maken. Dat is te prijzen. Ook is het bijzonder dat de conclusie is ‘dat het echt anders moet’ – een roep die binnen het onderwijs zelf al jaren te horen is. Vraag een willekeurige leerkracht hoe hij of zij een zelf op te richten school zou inrichten en de school zou er geheel anders uitzien. Veel meer maatwerk, niet meer zenden, geen indeling op leeftijd, meer beweging, meer aansluiting op de behoeftes en talenten, en zo verder.
We hebben dus een beweging, en een richting. Het grote verdriet zal zitten in de afstemming van de koers. Het polderen zal haar intrede doen, de huidige situatie zal worden genomen als uitgangspunt, de plannen zullen afvlakken. Dat is de voorspelling. Want er zijn nu al tegengeluiden. ‘Want sommige kinderen hebben helemaal geen baat bij een ‘verlengde’ basisschooltijd, een tussenschool. Nóg langer met dezelfde groep, gericht op de middelmaat. Ik denk daarbij aan mijn eigen kinderen, een tweeling van 13 die zó verschillend zijn, waarbij ik nu argumenten kan noemen waarom het voor de ene wel kan werken en voor de andere niet. Of andersom, want dat is ook wel weer mooi: het is allemaal niet zo te voorspellen.
Wat wel te voorspellen is, is dat elk kind rendeert bij aandacht. Laten we in ieder geval – hoe de plannen ook gaan uitvallen – dát als uitgangpunt nemen. Wat dat betreft stemt het tevreden dat er expliciete aandacht is voor maatwerk binnen de plannen.
Toch zou ik willen pleiten voor een radicale ommezwaai vanuit de vraag: ‘hoe zou je anno nu het onderwijs vanaf de grond af opbouwen met alle beschikbare ervaring, kennis en toekomstscenario’s?’ ‘Hoe zou het er uit zien?’ ‘Wat zou het kosten?’ ‘En wat zou het rendement zijn?’ ‘Zou het ons als land en kenniseconomie niet ontzettend interessant maken?’ We zouden de nieuwe norm zijn.’’ Een norm die nieuwsgierigheid prikkelt en innoveert, die stimuleert en antwoorden genereert…
Maar oké, na de afstemming (en bezinning op basis van realistische, financiële, electorale en andere kaders) houden we misschien nog ‘maatwerk’ en ‘verlengde brugklas’ over en ‘doen we het’ met een minieme voorsprong. Ook mooi. En ‘Fingers crossed’ dat de landen om ons heen ook zo kien zijn op bezinnen.