Vandaag is het startsein gegeven voor de publiekscampagne 'Ik Zorg'. Een campagne die erop gericht is om meer mensen voor de zorgsector te werven. Als er nu namelijk niks gebeurt, is er in 2022 een tekort van 125.000 zorgmedewerkers.
De campagne
De campagne is onderdeel van het actieprogramma Werken in de Zorg, dat dit voorjaar is gestart, en richt zich op actielijn 1 uit dit programma: meer kiezen voor de zorg. De campagne moet er namelijk aan bijdragen dat meer mensen kiezen voor de sector zorg en welzijn en dat er minder uitval is door het maken van betere en andere keuzes.
Belangrijk is in ieder geval dat het imago, dat veel mensen hebben over de sector, wordt bijgesteld. Bij het brede publiek heerst er een bepaald beeld over wat werken in de zorg en welzijn betekent en welke mensen daarvoor geschikt zouden zijn. Dit zorgt ervoor dat veel mensen zich niet (meer) oriënteren op wat de sector eventueel nog meer te bieden heeft. De campagne gaat echter laten zien hoe veelzijdig werken in de zorg is en dat er wel degelijk mogelijkheden zijn die iedereen zouden kunnen aanspreken.
"Niemand kan beter uitleggen waarom werken in de zorg en welzijn zo bijzonder en betekenisvol is dan de mensen die dat zelf elke dag met hart en ziel doen. Daarom staan de medewerkers centraal in deze campagne", aldus staatssecretaris Paul Blokhuis. De diversiteit is hierbij groot: jong, oud, vrouwen, mannen, met verschillende culturele achtergronden, diversiteit in opleiding, beroep etc. "De opdracht waar we met elkaar voor staan is groot. Dit kabinet zet alles op alles om het tekort terug te dringen. Dat doen we samen met het onderwijs en werkgevers. En dat doen we in de regio", aldus minister Hugo de Jonge.
Naast het feit dat we laten zien dat het werken in de zorgsector mooi en divers is, moet er ook voor worden gezorgd dat het werk aantrekkelijker wordt, zodat mensen ook in de toekomst in de zorg willen blijven werken. "Daarom kijken we hoe we het werk anders kunnen organiseren en hoe je het beste uit mensen kunt halen", aldus minister Bruno Bruins.
Bron: Rijksoverheid.nl
