Afgelopen juni maakte minister Bruno Bruins, van Medische Zorg en Sport, bekend dat er een overgangsregeling zou komen voor verpleegkundigen die regieverpleegkundige willen worden. Dit is een nieuw op te nemen beroep in het BIG-register en is bedoeld voor verpleegkundigen die zich in de toekomst als regieverpleegkundige willen registreren maar nog niet over de juiste kwalificaties beschikken. De overgangsregeling is uitgewerkt in een wetsvoorstel en luistert naar de naam: Wet BIG II.
Ondanks dat minister Bruins de verschillende partijen (beroepsvereniging van verpleegkundigen, werkgevers en werknemers) heeft betrokken bij de besluitvorming, heeft het wetsvoorstel onder verpleegkundigen voor veel onrust gezorgd. Zij zijn o.a. bang voor een te sterke nadruk op verschillende niveaus van verpleegkundigen.
Wat is er nou precies aan de hand en wat betekent dit voor het vervolg van de wet BIG II? Laten we bij het begin beginnen.
Wat houd de wet BIG II precies in?
Het nieuwe wetsvoorstel, dat op zijn vroegst per 1 juli 2020 ingaat, komt als reactie op de vraag van de beroepsgroep V&VN om meer onderscheid te maken tussen hbo- en mbo-verpleegkundigen. Dit voorstel zorgt ervoor dat er, naast de huidige beroepstitel, een nieuw beroep opgenomen wordt in de wet BIG, namelijk die van regieverpleegkundige. Deze komt naast de huidige beroepstitel van verpleegkundige. Dit zorgt ervoor dat verpleegkundigen beter ingezet kunnen worden op taken waar zij goed in zijn, passend bij hun opleiding.
Het belangrijkste verschil tussen een verpleegkundige en een regieverpleegkundige zit hem in het feit dat een regieverpleegkundige geheel zelfstandig een zorgdiagnose mag stellen. Een verpleegkundige moet hiervoor de standaardprocedures volgen, hoe ervaren deze ook is.
Overgangsregeling
De overgangsregeling geldt voor hbo-verpleegkundigen die voor 2012 hun opleiding hebben afgerond en mbo- en inservice-opgeleide verpleegkundigen (niveau NLQF-6). Zij kunnen zich direct registreren als regieverpleegkundige. Bij herregistratie moeten zij echter aan nieuwe eisen voldoen. De hbo-verpleegkundigen dienen een toets af te ronden, de mbo- en inservice verpleegkundigen moeten extra scholing volgen. Na vijf jaar wordt dan beoordeeld of dit voldoende is geweest en zij als regieverpleegkundige aan de slag mogen.
Hbo-verpleegkundigen die ná 2012 zijn afgestudeerd zijn een uitzondering voor deze overgangsregeling. Zij kunnen zich direct laten registreren als regieverpleegkundige.
Onvrede bij verpleegkundigen
Het wetsvoorstel BIG II heeft voor onvrede en onrust gezorgd bij verpleegkundig personeel. Zij vrezen dat bijscholing wettelijk verplicht wordt en dat er een te sterke nadruk komt op verschillende niveaus van verpleegkundigen.
Daarnaast zijn ze bang dat de taken van een gespecialiseerd verpleegkundige alleen door een regieverpleegkundige uitgevoerd mogen worden, en dat mbo- en inservice verpleegkundige alsnog de hbo opleiding moeten volgen. Volgens het AD is deze gedachte deels onterecht, aangezien minister Bruins heeft aangegeven voor een variant te willen kiezen waarbij veruit de meeste verpleegkundige de stempel regieverpleegkundige krijgen.
Deze onvrede heeft ertoe geleid dat minister Bruins de gesprekken over het voorstel opnieuw heeft geopend, deze vinden op 10 september plaats. Bovendien is er op 29 augustus een bijeenkomst georganiseerd door het V&VN om het draagvlak van het wetsvoorstel onder verpleegkundigen te onderzoeken.
Minister Bruins neemt een onderzoeker in de arm
Bij het uitwerken van het wetsvoorstel werd er niet gerekend op zoveel onvrede onder verpleegkundigen. Om deze reden heeft minister Bruins nu een onderzoeker benaderd.
De onderzoeker in kwestie is Alexander Rinnooy Kan, een ervaren man in de politiek en het maatschappelijk middenveld. Hij gaat kijken of de wet BIG II kan doorgaan. Bruins geeft aan het wetsvoorstel zonder draagvlak sowieso niet door te laten gaan. ‘Dat geeft natuurlijk alleen maar chagrijn en dan verlies je ook het enthousiasme van mensen in de zorg. En dat hebben we juist heel hard nodig de komende jaren’, aldus de minister.
Hij noemt een aantal mogelijke conclusies; het wetsvoorstel moet van tafel, het wetsvoorstel kan doorgang vinden, de gezondheidszorg gaat het zelf regelen of ‘er is iets heel anders nodig’. Bruins; ‘Maar er moet snel iets gebeuren, de onrust moet eruit. Ik heb mensen nodig in de zorg’.